In december slechts één literair gedicht, misschien niet het beste ooit, maar wel het gedicht dat voor mij de vergankelijkheid en bezinning van december zeer treffend weergeeft. Het gedicht heet ‘Laatste dagen van december’ en is van Menno Wigman (1966 – 2018). Menno Wigman was dichter, vertaler en drummer. Zijn officiële debuut verscheen in 1997 onder de titel ‘'s Zomers stinken alle steden’. Vijf jaar later verscheen Zwart als kaviaar, waarvoor hij de Jan Campert-prijs kreeg en in januari 2012 Mijn naam is Legioen, welke bundel binnen een maand tweemaal werd herdrukt.
Op 26 januari 2012 volgde zijn benoeming voor twee jaar tot stadsdichter van Amsterdam. Werk van hem werd vertaald in onder andere het Engels, Duits en Frans.
In het werk van Menno Wigman was de dood vaak prominent aanwezig. Hij wordt wel een zwart-romantische dichter genoemd. Ook in zijn leven ruimde hij plaats in voor de dood. Hij behoorde vrijwel vanaf het begin tot de Amsterdamse afdeling van ‘De eenzame uitvaart’: dichters die voor mensen zonder familie of vrienden een gedicht dat speciaal voor hen gemaakt was, voorlazen op hun begrafenis.
Zijn laatste dichtbundel was Slordig met geluk. In deze bundel staat ook ‘Beddendood’, over het verdwijnen van de liefde en de teloorgang van een intieme relatie. Opvallend aan zijn werk vind ik zijn ‘nuchtere’, provocerende taalgebruik. De prachtige titels van zijn bundels en van veel van zijn gedichten zijn hier een voorbeeld van. Wie meer over Menno Wigman wil weten, adviseer ik Marja Pruis (https://www.groene.nl/artikel/waarom-houdt-men-steeds-korter-van-elkaar) te lezen en https://nl.wikipedia.org/wiki/Menno_Wigman.
En na deze inleiding het gedicht waar het nu om draait uit de bundel ''s Zomers stinken alle steden'.
We verdoen de dagen in een waas
van strijkers en weemoedigheid.
Dit is de tijd van valse wensen
en bewogen brieven, de laatste
van het jaar. Hoe dan de broze
maanden bovendrijven, hoe de dagen,
voor het eerst weer, tellen.
Dus bellen oude minnaressen,
wensen ons alvast het beste
en beginnen over onbezonnen lentes
en het schrikbeeld van een berg
van zevenduizend monter opgerookte
sigaretten – weer een jaar in as.
December, inkeer en ontreddering,
een schacht van angst die niet bezworen
wordt door drank of naasten. Waar is toch
het vuurwerk dat het tellen temt,
de stem die zegt dat het jaar
alsnog een noodzaak kent?
Reactie plaatsen
Reacties